Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF0311

Datum uitspraak2002-11-13
Datum gepubliceerd2002-11-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200102160/1
Statusgepubliceerd


Uitspraak

200102160/1. Datum uitspraak: 13 november 2002 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], wonend te [woonplaats], en gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verweerders. 1. Procesverloop Bij besluit van 31 augustus 2000 heeft de gemeenteraad van Valkenswaard, op voorstel van burgemeester en wethouders van 20 juni 2000, vastgesteld het bestemmingsplan "1e Partiële Herziening Centrum-deelgebied III". Het besluit van de gemeenteraad en het voorstel van burgemeester en wet-houders zijn aan deze uitspraak gehecht. Verweerders hebben bij hun besluit van 6 maart 2001, nr. 708044/738596, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Het besluit van verweerders is aangehecht. Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 1 mei 2001, bij de Raad van State ingekomen op 4 mei 2001, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Or-dening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 13 maart 2002. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juni 2002, waar appel-lant, in persoon, en verweerders, vertegenwoordigd door mr. A.C.H.A. Tul-kens, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is het gemeentebestuur, vertegenwoordigd door mr. G.M. van den Boom, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Het bestemmingsplan maakt de bouw van een vrijstaande woning mogelijk op een perceel aan de Europalaan, gelegen ten noorden van het perceel van appellant. Verweerders hebben bij het bestreden besluit het plan goedgekeurd. 2.2. Ten aanzien van de ontvankelijkheid. 2.2.1. Appellant heeft onder meer bezwaar tegen de verwijdering van een gedeelte van de groenstroken, omdat hierdoor bij herstructurering van de Europalaan meer geluidshinder zal ontstaan. 2.2.2. Deze beroepsgrond steunt niet op een bij de gemeenteraad inge-brachte zienswijze. In het stelsel, neergelegd in de artikelen 54, tweede lid, onder d, en 56, tweede lid, gelezen in samenhang met de artikelen 23, eerste lid, en 27, eerste en tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het goedkeuringsbesluit van gedeputeerde staten, voorzover dit beroep een grondslag heeft in een tegen het ontwerp-plan bij de gemeenteraad ingebrachte zienswijze. Dit is slechts anders voorzover de gemeenteraad bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen heeft aangebracht ten opzichte van het ontwerp, voorzover het besluit van gedeputeerde staten strekt tot onthouding van goedkeuring, dan wel indien een belanghebbende aantoont dat hij rede-lijkerwijs niet in staat is geweest een zienswijze in te brengen. Deze uitzonderingen doen zich hier niet voor. Het beroep is in zoverre dan ook niet-ontvankelijk. 2.3. Ten aanzien van het beroep voor het overige. 2.3.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeu-ring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algeme-ne wet bestuursrecht rust op verweerders de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast. 2.3.2. Appellant heeft overigens aangevoerd dat verweerders het plan ten onrechte hebben goedgekeurd, omdat de realisering van de woonbestem-ming met zich brengt dat de keerlus aan het eind van de parallelweg langs de Europalaan zal vervallen en dat het ter vervanging daarvan voorziene keerpunt onvoldoende ruimte biedt om te keren. Voor met name vuilnis- en brandweerauto’s is de manoeuvreerruimte onvoldoende, aldus appellant. Verkeer dat niet kan keren zal volgens appellant 200 meter achteruit moeten rijden en vervolgens op een onoverzichtelijke kruising uitkomen. Dit zal tot verkeersonveilige situaties leiden. Tevens vreest appellant dat automobilisten vanwege de beperkte manoeuvreerruimte zullen keren door gebruik te maken van bestaande opritten van woningen in de omgeving, waaronder die van appellant. 2.3.3. Blijkens de stukken acht de gemeenteraad de voorziene woonbe-stemming wenselijk omdat daarmee een bedrijfsfunctie wordt vervangen door een in een rustige woonstraat meer passende woonfunctie. Wat betreft de bezwaren van appellant heeft de gemeenteraad het standpunt ingenomen dat het voorziene keerpunt ter vervanging van de op te heffen keerlus vol-doende ruimte biedt om te keren en dat gelet hierop verkeersonveilige situa-ties als door appellant bedoeld niet te verwachten zijn. 2.3.4. Verweerders hebben geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten. Met de gemeenteraad hechten zij waarde aan het veranderen van een bedrijfsfunctie in een woonfunctie, dit te meer nu dat in dit geval past in het inbreidingsbeleid dat zij hanteren. Ver-weerders zijn voorts eveneens van mening dat het voorziene keerpunt vol-doende is en dat niet aannemelijk is dat zich verkeerskundige bezwaren zul-len voordoen. 2.3.5. De Europalaan is een brede doorgaande weg aan weerszijden voor-zien van parallelwegen. Aan het stuk parallelweg aan de westzijde van de Europalaan bevindt zich de draailus. Aan de parallelweg bevinden zich vier woningen. De weg is ongeveer 4 meter breed. Aan de westzijde bevindt zich over de gehele lengte een parkeerstrook en aan de oostzijde een groen-strook. Ter hoogte van de draailus bevindt zich een niet in gebruik zijnde bedrijfsruimte. Om de gewenste woning te kunnen bouwen zal deze bedrijfs-ruimte worden gesloopt. Het voorziene woonperceel maakt het handhaven van de keerlus niet mogelijk. Het plan voorziet dan ook in vervanging van de keerlus in een keerpunt in de vorm van een insteekhaven aan het einde van de parallelweg. Aangaande de bezwaren van appellant stelt de Afdeling voorop dat, mede gelet op het aantal woningen langs de parallelweg, niet aannemelijk is dat veel auto’s van deze weg en het keerpunt gebruik zullen maken. Wat betreft grote vrachtauto’s zal dit zelden het geval zijn. De Afdeling neemt verder in aanmerking dat in het deskundigenbericht aan de hand van gegevens ont-leend aan de “Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de be-bouwde kom” van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water-, en Wegenbouw en de Verkeerstechniek de conclusie wordt getrok-ken dat het voorziene keerpunt verkeerstechnisch voor vuilnis- en brand-weerauto’s van gangbare afmetingen voldoende ruimte biedt om veilig te kunnen keren. In hetgeen appellant heeft aangevoerd, noch overigens heeft de Afdeling grond gevonden om aan de juistheid van deze conclusie te twij-felen. Gelet op het voorgaande mag worden aangenomen dat zich niet dan bij hoge uitzondering de situatie zal voordoen dat een auto achteruitrijdend de parallelweg moet verlaten of dat van een oprit naar een woning gebruik wordt gemaakt om te keren. De Afdeling neemt voorts in aanmerking dat van de zijde van het gemeentebestuur is toegezegd dat in het oog zal wor-den gehouden of het keerpunt daadwerkelijk voldoet en dat, zo nodig, ver-keersmaatregelen zullen worden genomen. Ook is namens het gemeentebe-stuur gesteld dat indien het keerpunt toch te krap mocht blijken, dit zonder veel problemen kan worden vergroot, aangezien een deel van de aangren-zende gronden eigendom van de gemeente is. De Afdeling komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel dat niet aannemelijk is dat het plan tot ernstige verkeerskundige bezwaren zal leiden. In aanmerking genomen voorts de door het gemeentebestuur en verweerders aangegeven belangen die met het plan zijn gediend, ziet de Afdeling geen aanleiding om te oordelen dat verweerders zich niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimte-lijke ordening. In hetgeen appellant heeft aangevoerd, ziet de Afdeling even-min aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voor-bereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerders te-recht goedkeuring hebben verleend aan het plan. Het beroep is voor het overige ongegrond. 2.3.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk voorzover dat betreft de verwij-dering van een gedeelte van de groenstroken; II. verklaart het beroep voor het overige ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. R.H. Lauwaars, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.P. de Rooy, ambtenaar van Staat. w.g. Lauwaars w.g. de Rooy Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2002 59-425.